Statenvertaling
Toen zeide Saul tot zijn jongen: Maar zie, zo wij gaan, wat zullen wij toch dien man brengen? Want het brood is weg uit onze vaten, en wij hebben geen gaven, om den man Gods te brengen; wat hebben wij?
Herziene Statenvertaling*
Toen zei Saul tegen zijn knecht: Maar zie, als wij gaan, wat zullen wij dan voor die man meebrengen? Want het brood uit onze reiszakken is op, en wij hebben geen geschenk om de man Gods te brengen; wat hebben wij bij ons?
Nederlands Bijbelgenootschap 1951**
Toen zeide Saul tot zijn knecht: Maar als wij gaan, wat kunnen wij dan voor die man meebrengen? Het brood uit onze reiszakken is immers op, en een geschenk om aan de man Gods te brengen, hebben wij niet. Wat hebben wij?
King James Version + Strongnumbers
Then said H559 Saul H7586 to his servant, H5288 But, behold, H2009 if we go, H1980 what H4100 shall we bring H935 the man? H376 for H3588 the bread H3899 is spent H235 in our vessels, H4480 - H3627 and there is not H369 a present H8670 to bring H935 to the man H376 of God: H430 what H4100 have we?
Updated King James Version
Then said Saul to his servant, But, behold, if we go, what shall we bring the man? for the bread is spent in our vessels, and there is not a present to bring to the man of God: what have we?
Gerelateerde verzen
2 Koningen 5:15 | 2 Koningen 5:5 | Richteren 6:18 | 1 Koningen 14:3 | 2 Koningen 8:8 | 2 Koningen 4:42 | Richteren 13:15 - Richteren 13:17